Twee dagen voordat we met ons surfkamp begonnen zaten we in de bus naar Byron Bay. Martijn zat in de bus te luisteren naar een verhaal van de buschaffeur. De buschaffeur vertelde dat er in Byron Bay die week een zestienjarige jongen tijdens het surfen was aangevallen door een bull shark en door hevig bloedverlies was overleden. Hij bleek, volgens de buschaffeur en Scott Dillan (later in het verhaal), de ongeschreven
regels aan zijn laars te hebben gelapt. Hij ging namelijk na zeer hevige regenval bij een riviermond surfen. Uit een riviermond stroomt na hevige regenval veel troep/afval en ook zoetwatervis de zee in. Met name het laatste trekt de bullsharks aan. Door het afval/modder en mogelijk andere troep is het zeewater bij de riviermond zeer troebel en hierdoor bijt een bullshark op alles wat hij tegenkomt. Zo ook de zestienjarige surfer. Vijf minuten later na dit angstaanjagend bericht waren we in Byron Bay, zoals je begrijpt hadden we niet veel zin om met het surfkamp te beginnen…
Vrijdag 11 en zaterdag 12 april
Byron Bay is een heel klein kustplaatsje met een populatie van ongeveer 6000 inwoners. In het hoogseizoen wordt het overspoeld met backpackers die van het strand en de relaxte sfeer gebruik maken om voor lange tijd te chillen. Wij hadden slechts twee dagen, maar ook wij gebruikten deze om vooral te chillen en te genieten van het strand. Overdag checkten we het plaatsje uit en keken we naar de vele surfers in de zee. s’Avonds kookten we lekker eten en genoten we van een film op de tv. Goed uitgerust konden we aan het surfkamp beginnen!
Surfkamp: zondag 13 april t/m donderdag17 april
We werden zo vroeg verwacht bij de bushalte (07.00 uur) dat er geen busje reed van ons hostel naar de halte. We liepen om 06.15 uur over het strand richting het centrum. Het was nog erg rustig op het strand en we genoten van de opkomende zon tijdens ons ontbijt: muesli in een bak met yoghurt. Eenmaal aangekomen bij de bushalte stond de bus al klaar en waren we een van de laatsten die incheckten. Onze tourguide genaamd Dan bleek de eigenaar van Mojosurf en was een echte surfdude. Onderweg deden we een ‘meet en greet’ en we kwamen erachter dat we een groep (totaal 18 personen) met veel nationaliteiten hadden: Polen, Tsjechie, Duitsland, Engeland, Schotland, Ierland, Canada, Noorwegen, Zwitserland, Italie en uiteraard Nederland. Onderweg namen we een surfstyle ontbijt: McDonalds (Maccers voor surfers). Het was een busrit van drie uur naar Spot X, de plaats waar we vier dagen zouden verblijven, en eenmaal aangekomen werden de kamers ingedeeld. Onze roomies waren Marius (Polen) en Eve (Tsjechie). Voordat we gingen surfen kregen we een zeer goede lunch. Dan maakte de dames kenbaar dat dit niet de tijd is om op je dieet te letten want je hebt al je energie hard nodig. We aten dan ook flinke porties tijdens het surfkamp… Na de heerlijke lunch kregen we een uitleg over surfen: stroming, soorten golven, surfplanken en wetsuits. Daarna snel naar het strand en op het zand nog wat oefeningen en surfen! Het bleek veel moeilijker dan verwacht maar het lukte ons toch om meerdere keren een golf te pakken! Zie de foto’s: Het surfen was zo vermoeiend dat iedereen na het avondeten en even aan het kampvuur gezeten te hebben al snel het bed indook. Het voelde alsof het elf uur was maar bleek nog maar half negen te zijn :-S onder het mom van “dan kan je morgen nog meer golven pakken”, konden we onze vroege gang naar onze bunkbeds gelukkig verantwoorden. Het werd een enigzins verstoorde nachtrust toen we midden in de nacht een heftig ronkend geluid hoorden… Het bleek geen raar, woest beest of grote machine, het was onze roomie Marius de Pool die flink aan het snurken was. Martijn en Carolien moesten beiden ingrijpen om hem tot bedaren te brengen.De volgende dag (maandag) werden we al vroeg gewekt en aten we een flink ontbijt. Deze keer hadden we in de ochtend en in de middag veel sterkere en hogere golven waardoor het erg moelijk bleek om te surfen. In de avond hebben we nog genoten van een strandfeest. Een gezellige boel waarbij de drank snel insloeg, al gauw heette iedereen “Dan” (lekker makkelijk) en riepen we constant de surfleus: “WHOOOOOHOOOOO!!!”. Ook deze avond lagen we weer vroeg in bed. Nooit gedacht dat surfen zo vermoeiend kon zijn.. Dinsdagochtend bleken de golven bij Spot X zo groot en sterk te zijn dat, wij als beginners, je er flink van ondersteboven werdt gekatapulteerd. Dan de surfer besloot dan ook om ons in de middag naar een andere locatie te brengen, vijf minuten verderop in een rustigere baai. Desondanks waren hier de golven nog steeds zeer pittig en was iedereen afgepeigerd na het surfen. In de avond gingen we naar het surfmuseum. We mochten onze drank meenemen,want in het surfmuseum mag je uiteraard drinken! De man die het museum heeft opgezet is Scott Dillan, een levende legende. De man maakt al zestig jaar surfboards van fiberglas en heeft de reputatie de beste te zijn in de wereld. Veel surfkampioenen hebben dan ook hun surfboards beschikbaar gesteld voor het museum. Voor een echte surffreak is dit dus het Mekka. De man zelf is inmiddels tachtig jaar oud en heeft nog praatjes als iemand van twintig, en is nog uiterst geinteresseerd in het vrouwelijk schoon :-). Hij vertelde dat hij in zijn duik en surfcarriere slechts twee keer is aangevallen door een haai (littekens in zijn nek) en een dichtbij ontmoeting had met een grote zoutwaterkrokodil, die wonderbaarlijk geen interesse toonde. Later bleek, na vangst door een aantal rangers, dat deze zoetwaterkrokodil slechts uren daarvoor een andere man had opgegeten. Scott had dus veel mazzel, want volgens eigen zeggen kan je een aanval door een haai nog overleven maar een krokodil betekend het einde. Goed, we hadden nog maar twee surfdagen te gaan… De dames gaven Scott allemaal een kus op de wang (instructies van Dan) en de jongens gaven een flinke hand en we bedankten hem voor zijn gastvrijheid. Het is inderdaad een bijzondere man. Aangekomen bij Spot X doken we onze stapelbed in. Martijn had deze keer lekker kunnen slapen, want hij had zich voorbereid (oordopjes van wc papier) tegen het snurken van Marius. In de ochtend pakten we onze tassen in om naar de volgende locatie te gaan. Na het ontbijt hebben we nog een keer gesurfd bij Spot X en daarna onze surf foto’s aangeschaft. Op naar de volgende locatie: Chrestenhead! Dan had verteld dat deze locatie nog beter was dan Spot X, we waren benieuwd! De locatie was inderdaad mooi,maar de crew was waardeloos. Ze vonden zichzelf erg cool en belangrijk. De instructies voor het surfen werd wel op een erg laid back manier overgedragen (waarschijnlijk hadden de instructeurs lopen skunken). In de avond gingen we naar een afgelegen plek dichtbij het strand waar we een kampvuur aanstoken en genoten van muziek uit een klikobox (ingebouwde stereo installatie). Om 09.45 uur werdt abrupt de batterij uit de muziekinstallatie getrokken, omdat de muziek volgens een van de instructeurs te hard aanstond. De instructeur begeleidde dit met de tekst: Put the music down or I will punch you in the face. Hierop antwoordde Mat (Duitser): Make my day . En het feest was compleet. De gehele groep begreep er niets van waarom deze lui niet op een volwassen manier met ons konden communiceren, en we waren dan ook behoorlijk klaar met dit clubje kleuters.
Donderdag 17 juli
In de ochtend verontschuldigde de baas van het complex zich, maar het was zichtbaar dat hij er niks van meendde. We waren dan ook blij dat we rond 11.00 uur in de bus zaten naar Sydney. Mojosurf had gelukkig de accomodatie geregeld, dus daar hoefden we ons geen zorgen over te maken. Helaas wist de buschaffeur niet dit guesthouse te vinden en dropte ons af bij Wake Up, een ander guesthouse. Vanaf hier liepen we naar het guesthouse X Base.Aangekomen bij Base bleek dat er geen reservering was gemaakt door Mojosurf. Je begrijpt dat we er allemaal de pest in hadden. Gelukkig hadden ze nog wel plek, maar iedereen zat verspreid over het hostel. We lieten ons humeur er niet door verpesten en gingen die avond met elkaar uit eten en zijn we wezen stappen in Sydney. Carolien had de dansvloer onveilig gemaakt en Martijn liet natuurlijk ook wat dansmoves zien :-).
Gepost op 23 April 2008 door admin
Geplaatst onder: 6 Australië | 251 Reacties »
De feiten
Fraser island is het grootste zandeiland ter wereld (ongeveer 185.000 hectare groot). Vanaf het meest noordelijke punt, Sandy Cape, tot het meest zuidelijke punt, Hook Point, is het eiland 124 kilometer lang. Het smalste stuk is 5 kilometer breed en het breedste stuk is ongeveer 27 kilometer breed. Geen klein eilandje dus! In 1992 kwam het op de World Heritage lijst. Het gehele eiland bestaat uit zand en alle vegitatie groeit hier dus op. Er zijn maar drie kleine vulkanische ‘heuveltjes’ aan de oostzijde: Indian head, Middle rock en Waddy point. Dit is het enige steen op het eiland en wordt gezien als de geboorteplaats van Fraser eiland. Wetenschappers hebben vastgesteld dat op Fraser island meer zand aanwezig is dan in de Sahara! Want het gaat tot wel 600 meter diep.
Dinsdag 8 april
We werden met de 4X4, turbodiesel, SUPERPOWER en nog wat andere specificaties die deze bus had opgehaald (de buschaffeur Peter was er trots op en galmde het door de speakers).
Met deze superbolide zijn we wat andere tourgangers wezen ophalen, uiteindelijk bleken er acht van de dertig Nederlanders te zijn. We gingen met de bus de ferry op en werden op het strand afgezet. De SUPERPOWER bus bleek in zijn achilles geraakt: we hadden een lekke band. Gelukkig was Peter erg bedreven in de bandenwissel en zaten we binnen no time in de bus naar onze eerste bestemming. Onderweg reden we over de westkant van het eiland. Deze kant van het eiland is nog niet zo oud (slechts een aantal duizenden jaren) waardoor de voedingsstoffen uit de bodem nog niet zo zijn ontwikkeld als die van de andere kant van het eiland. De bomen komen hier dus niet hoger dan je schouder en het wordt dan ook wel het bonzai bos genoemd. We spotten hier onze eerste dingo, en hebben er ook een foto van kunnen maken: Onze eerste stop was het Yidney scrub bos, een subtropisch regenwoud. met hele hoge en aparte bomen: teatree (omringend water krijgt door deze boom een bruine ‘thee’ kleur), grastree, scribly gumtree (de mot van een larf eet uit de barst van deze boom waardoor het een ’scribly’ achterlaat, oftewel een krabbeltje). We waren inmiddels erg hongerig en gelukkig gingen we daarna al snel lunchen. Het was een heerlijk Australisch salade buffet. Op de weg terug naar onze bus, spotten we nog een golden orb spin. Op naar Eli’s creeck, dit is het riviertje dat uitmondt in de zee. Volgens Peter duurt het tweehonderd jaar voordat de regen die in het midden van het eiland valt, zijn weg vindt via eli’s creeck naar de zee. Hier was niet veel te zien, behalve weer een mooie golden orb spin: We vroegen aan Peter of deze spin giftig was, en volgens Peter ‘only a little bit’ we leerden al snel dat ‘only a little bit’ in Australische termen betekend dat je er behoorlijk ziek van wordt. Vanaf Eli’s creeck zijn we naar het SS mohano schipwrak (120 meter lang 16 meter breed en drie verdiepingen onder het zand) gereden. Dit schip is in 1905 gebouwd in Schotland en in de eerste wereldoorlog gebruikt als hospital schip, daarna is het actief geweest als luxe cruiseliner tussen Australie en Nieuw Zeeland. In 1935 is het verkocht aan een Japans staal bedrijf, maar toen het schip werd gesleepd naar Japan (motor en boordschroeven waren verwijderd), kwam het in een cycloon terrecht en brak de lijn. Uiteindelijk is het schip aangespoeld aan de oostkust van het Fraser eiland in 1935. In de tweede wereldoorlog gebruikte de Australische luchtmacht dit luxe cruiseschip als oefentarget en gooide ze er bommen op. Tegenwoordig is het behoorlijk aan het wegroesten en is het moelijk voor te stellen dat dit een luxe cruiser was in de dezelfde categorie als de Titanic:
Vanuit dit punt zijn we naar de Indian head (bergheuvel) gereden. Captain cook zag in 1770 een hoop aboriginals staan op deze rotspartij en dacht dat het indianen waren want hij had tot dan nog geen inheemse bevolking gespot. Ook wij spotten geen inheemse bevolking en ook geen haaien of dolfijnen. Volgens Peter bestond er namelijk een redelijke kans. Maar..het uitzicht was wel fantastisch:
Vanaf Indian head zijn we naar ons verblijf gereden. Onderweg zijn we nog gestopt op ’seventies’ mile beach. De snelweg van het eiland. Hier gaf Peter ons een les ‘kokkels’ vangen. Kokkels (schelpen) graven zich in het zand en laten hiermee een hoopje zand liggen, makkelijk te spotten dus. Al gauw hadden we er een hand vol. We liepen samen met Peter naar de zee en gooiden de kokkels in het water. Je ziet ze dan zichzelf weer ingraven, heel erg grappig! We hebben hiervan een filmpje gemaakt en zullen het proberen te posten. Na al die indrukken waren we moe en hadden we trek gekregen. Rond een uur of zes zaten we in het kamp en kregen we onze tent toegewezen. Het was een tent met houten vloer en heerlijk dubbel bed. Top! Het eten was ook heerlijk: barbequesteak en/of vis met salade. Woensdag 9 april
Het regende die nacht behoorlijk. En we waren blij dat we in een goede tent met houten vloer sliepen. We hadden zelfs dekens tegen de kou gekregen. S’ochtends lekker een warme douche en daarna aan een heerlijk ontbijt. Vandaag stonden lake Wabby, het regenwoud en lake McKenzie op het programma. Peter vertelde dat Lake wabby een meer is dat zalm, catfish en krefts schildpaddden huisvest. Lake McKenzie is zo zuiver (ph waarden zijn extreem laag) dat hier nauwelijks leven waar te nemen is. Vooral Lake McKenzie was erg mooi om te bezoeken omdat het water hier kristalhelder is. In de middag aten we in het regenwoud lekkere wraps en liepen we door het regenwoud richting de 4×4. Op het vasteland aangekomen liet Peter ons nog een aantal kangaroo’s zien op de terugweg. Hij zette ons netjes af bij ons guesthouse en bedankte hem vriendelijk voor de leuke tour. Op naar Byron Bay!
Gepost op 23 April 2008 door admin
Geplaatst onder: 6 Australië | 1448 Reacties »